Intentie herkaderen (v)
Dit is een herkaderingstechniek die past bij de tweede waarnemingspositie. Hierbij richt je je aandacht op de positieve intentie of de bedoeling achter de overtuiging. Het gaat ervan uit dat mensen altijd een positieve intentie hebben, maar dat zij zich vastzetten door er een belemmerend gedragspatroon aan te verbinden. Bijvoorbeeld iemand die graag een goed project wil afleveren, maar hiervoor zijn projectteamleden uit gewoonte erg onder druk zet, waardoor niemand meer in zijn team wil zitten. Met de intentie herkadering benadruk je de intentie en kijk je welk gedrag zou helpen om deze intentie waar te maken. Kijk hier hoe deze techniek kan worden toegepast op de voorbeelden (ga met je muis over of klik op de figuur om de overtuiging goed te lezen):
- Wat ik zo in je waardeer is dat je echt mee wilt sturen. Hoe kan je dat doen vanaf jouw plek?
- Op welke manier kan je zorgen dat jouw leidinggevende de juiste kant op stuurt?
- Wat zou jij een andere kant op willen sturen en hoe zou je dat toch voor mekaar kunnen krijgen?
- Wat drijft jou om zo vurig te verlangen naar ontwikkeling?
- Op welke manier kan je jouw sterk doortastende stijl gebruiken om hier nog veel goeds te doen?
- Hoe zou je die drive om je talenten te ontwikkelen ook nog kunnen inzetten?
Zoals je ziet kies ik hier voor een herkadering in vraagvorm. Je zou de bovenstaande opmerkingen ook in een stellende stijl kunnen doen. Als je bij de vormen van herkadering van de eerste waarnemingspositie kijkt, zie je daar veel voorbeelden van de stellende stijl.
Zelf oefenen
Voor het leren van deze herkaderingsmethode is het nodig dat je zelf gaat oefenen: pak pen en papier erbij en verzin een aantal herkaderingen bij de onderstaande twee belemmerende overtuigingen:
- Ik trek het me erg aan als collega’s kritiek op mijn werk hebben.
- Er wordt bij ons veel geroddeld; dat vind ik mateloos irritant.
Ga met je muis over het woord oefening in de volgende zin. Je ziet dan mogelijke herkaderingen bij oefening 5.2.1 en de mogelijke herkaderingen bij oefening 5.2.2